a a

Hoe wordt de diagnose gesteld?

De diagnose 22q11.2DS staat vast door de aanwezigheid van de hoofdkenmerken èn bevestigend genetisch onderzoek (DNA-onderzoek).

De kinderarts, de kinderarts die gespecialiseerd is op het gebied van erfelijke en aangeboren aandoeningen (kinderarts EAA) of een Arts voor Verstandelijk Gehandicapten (AVG), kan de diagnose via de hoofdkenmerken (d.w.z. klinisch) vermoeden en vervolgens bij het laboratorium genetisch onderzoek aanvragen.

De klinische genetisch laboratoriumspecialist voert het DNA-onderzoek uit en stelt vast of er een afwijking in het 22q11.2 -gen is. Dit DNA-onderzoek kan gericht zijn op deze bepaalde mutatie of ongericht waarbij de mutatie uit het onderzoek naar voren komt, indien aanwezig. Lees meer hieronder bij genetisch onderzoek.

De klinisch geneticus (arts die zich bezig houdt met de toepassing van genetisch onderzoek bij kinderen en volwassenen en het adviseren bij erfelijke ziekten en aangeboren afwijkingen) en/of de kinderarts EAA (kinderarts gespecialiseerd in erfelijke en aangeboren aandoeningen) kan voorlichting en advies geven over de uitkomsten van het genetisch onderzoek (genetische counseling).

Anamnese en onderzoek

Op grond van het verhaal van een kind met een hartafwijking, gespleten lip en/of gehemelte en met een typisch uiterlijk, kan een arts, in combinatie met bevindingen bij onderzoek, 22q11.2DS vermoeden.

Bevestiging van de diagnose kan alleen met genetisch onderzoek.

Chromosomenonderzoek

Met bloedonderzoek kunnen de chromosomen worden onderzocht. Wanneer bij 22q11.2DS gewoon naar de chromosomen wordt gekeken, zullen er geen zichtbare afwijkingen zijn.

Om de afwijkingen bij 22q11.2DS te zien, is het nodig de chromosomen op een speciale manier te bekijken. Vroeger werd dit vaak gedaan met een techniek die FISH heet, tegenwoordig met name met SNP-array. In de toekomst zal ook WES of WGS gebruikt gaan worden. 

Voor het DNA-onderzoek wordt bij het kind/de volwassene bloed geprikt. Uit dit bloed wordt het DNA gehaald. Meestal is ook het bloed van de biologische ouders nodig. Zo is het mogelijk het DNA te vergelijken tussen ouders en kind.

Hoe gaat dit in zijn werk?

  • U heeft een gesprek met de arts. De arts doet lichamelijk onderzoek en laat soms ook ander onderzoek doen.
  • U geeft toestemming voor DNA-onderzoek.
  • Bloedafname bij de persoon met vermoeden 22q11.2DS en eventueel ook bij de ouders.
  • Na het DNA-onderzoek moet u vaak een paar maanden wachten.
  • U krijgt als de uitslag bekend is een uitnodiging.
  • Tijdens een afspraak vertelt de arts de uitslag.
  • Het DNA wordt bewaard.
  • Als de diagnose is bevestigd, volgt genetische counseling: u krijgt voorlichting en advies over de uitkomsten en het verdere beloop.

Genetisch onderzoek

Hierbij wordt bloed afgenomen voor DNA-onderzoek. In het bloed wordt gezocht naar een mutatie van het 22q11.2-gen.

Veel mensen ervaren het laten doen van genetisch onderzoek als een ingrijpende periode. Het duurt vaak weken tot maanden voordat er een uitslag is.
Als u ondersteuning nodig hebt in deze periode rondom het stellen van de diagnose, kan de behandelend (kinder)arts u verwijzen naar een maatschappelijk werker of psycholoog.

De uitkomst van gericht genetisch onderzoek geeft niet altijd zekerheid. Soms toont onderzoek de deletie 22q11.2DS niet aan, terwijl de kenmerken wel op 22q11.2DS lijken. Dan is er mogelijk sprake van toch een andere mutatie in het genetisch materiaal. Er is dan dus sprake van een andere aandoening. Er zijn nieuwe uitgebreide onderzoeksmethoden om zeer uitgebreid genenonderzoek te doen. zie hieronder.

Soorten DNA-onderzoek

Er bestaan verschillende soorten DNA-onderzoek.

Welk DNA-onderzoek de arts voorstelt, hangt af van de aandoening/kenmerken die je kind heeft en ook of er een sterk vermoeden is op de aandoening 22q11.2DS. Bij een sterk vermoeden naar een afwijking op een bepaald gen, kan gericht onderzoek naar dit gen worden verricht en is het niet nodig alle genen te onderzoeken.

De mogelijkheden zijn:

  • SNP array-onderzoek. Dit is nu het beste onderzoek om 22q11.2DS aan te tonen.
    Onderzoek naar de hoeveelheid DNA. Er kunnen kleine stukjes DNA weg zijn of juist stukjes teveel aanwezig zijn. Met SNP-array kunnen hele kleine chromosoomveranderingen worden aangetoond, ook wel ‘copy number variation’ (CNV, kopie-aantal variatie) genoemd. Daarom heet dit onderzoek ook wel CNV-onderzoek.
  • Genpakket
    Onderzoek van een bepaald aantal genen waarvan bekend is dat ze de kenmerken kunnen veroorzaken die uw kind heeft.
  • WES (whole exome sequencing).
    DNA-onderzoek om nog uitgebreider naar (andere) genafwijkingen te zoeken heet Whole Exome Sequencing, afgekort WES. WES wordt steeds vaker gedaan tijdens de diagnostische zoektocht, zeker als kenmerken niet heel duidelijk wijzen op een bepaalde aandoening.
  • WGS (whole genome sequencing) 
    Onderzoek waarbij alle genen en het DNA dat tussen de genen zit, worden onderzocht.

Lees meer over DNA-onderzoek voor een diagnose op de website van het Erfocentrum

Lees meer over de genoemde genafwijking bij 22q11.2DS in het hoofdstuk 'Hoe ontstaat het?' 

Zie voor uitgebreidere informatie over DNA-onderzoek, onderdeel “Algemeen en zonder diagnose” voor ouders en verzorgers.

MRI-onderzoek

Bij kinderen met een ontwikkelingsachterstand zal vaak een MRI-scan van de hersenen worden gemaakt. Zeker wanneer er nog geen vermoeden is van 22q11.2DS, toont de MRI-scan geen typische afwijkingen.

 Inhoud