Hoe ontstaat het?
Het Sotos syndroom is een aangeboren aandoening. De oorzaak is een verandering (mutatie) in het erfelijk materiaal (de genen). Genen zijn afzonderlijke stukjes erfelijke informatie (DNA) op een chromosoom. Bij Sotos syndroom zit de verandering in het NSD1-gen. Bij 80% van de mensen met Sotos syndroom is er een verandering (mutatie) in het NSD1-gen zelf. Bij 10% van de mensen ontbreekt een heel klein stukje van chromosoom 5, op de plaats waar ook het NSD1-gen zit. Deze specifieke plaats wordt aangeduid als 5q35.
Erfelijkheid
In veruit de meeste gevallen ontstaat de verandering in het NSD1-gen spontaan (per toeval) bij het kind (embryo), vlak na de bevruchting. Het Sotos syndroom is dan niet overgeërfd van een ouder.
Soms heeft één van de ouders ook een veranderd NSD1-gen, en dus het Sotos syndroom. Dan is de kans op het doorgeven van het veranderde ‘foute’ gen aan een kind 50%.
Autosomaal dominant
Alle genen in het lichaam bestaan uit paren; van een bepaald gen is er één afkomstig van vader en één van moeder. Om (de kenmerken van) Sotos syndroom te krijgen, hoeft er maar één van de twee NSD1-genen veranderd te zijn. De informatie op het veranderde ‘foute’ gen is sterker dan de informatie op het gezonde ‘goede’ gen. Dit betekent dat wanneer één van de ouders het veranderde NSD1-gen heeft, deze dus zelf het Sotos syndroom heeft (vaak zonder het te weten). De kans op het doorgeven van het foute gen en dus op Sotos syndroom is dan 50%. Dit fenomeen heet autosomaal dominante overerving.
Het is nog niet helemaal duidelijk hoe de verandering in dit specifieke gen de verschillende kenmerken van het Sotos syndroom veroorzaakt. Het lijkt er op dat het NSD1-gen een remmende werking heeft op andere genen die een rol spelen bij de groei. Bij een fout in het NSD1-gen worden deze genen niet meer goed geremd, wat mogelijk de snelle groei verklaart.