Hoe verloopt de zoektocht naar een diagnose?
In Nederland heeft 1-2% van de kinderen en volwassenen een ernstige ontwikkelingsachterstand, die vaak het resultaat is van een zeldzame erfelijke aandoening. De helft van deze groep krijgt geen diagnose ondanks het uitvoeren van uitgebreide tests. Met het gebruik van nieuwe onderzoekstechnieken is het tegenwoordig steeds vaker mogelijk om een diagnose te stellen. Toch worden per jaar nog steeds 700 kinderen geboren met een ernstige ontwikkelingsachterstand waarvoor geen diagnose wordt gevonden!
De zoektocht naar de diagnose bestaat uit verschillende onderzoeken. Tijdens deze zoektocht is het van belang dat er meteen vanaf het begin goede begeleiding is van ouders en kind, zoals kinderfysiotherapie, (preverbale) logopedie, ergotherapie, een traject binnen de kinderrevalidatie, een gespecialiseerd kinderdagverblijf of aanpassingen binnen een school/dagbesteding.
De arts stelt eerst uitgebreid vragen aan de ouders over het kind en over het eventueel vóórkomen van erfelijke ziekten in de familie. Daarna volgt het lichamelijk onderzoek. Daarbij kijkt de arts of het kind uiterlijke kenmerken heeft die een aanwijzing kunnen zijn voor een bepaald syndroom. Aan de hand van de bevindingen bepaalt de arts de vervolgstappen. Deze bestaan vaak uit:
- Gehooronderzoek, bij spraak/taal problemen of bij twijfel over het gehoor.
- Oogonderzoek, bij twijfel over het zicht.
- Soms wordt het restant van het hielprikmateriaal opgevraagd.
- Er wordt gekeken naar oorzaken als infecties en intoxicaties als daar aanwijzingen voor zijn.
- Consult bij de kinderneuroloog, bij afwijkende bevindingen bij het neurologisch onderzoek.
- Hersenscan (MRI) bij kinderen met een ontwikkelingsachterstand èn neurologische afwijkingen en/of uiterlijke kenmerken die kunnen wijzen op mogelijke hersenafwijkingen.
- Bloedonderzoek naar genetisch oorzaken. Zie hier voor meer informatie over DNA onderzoek.
- Consult bij de klinisch geneticus, bij vermoeden van een specifiek syndroom of een genetische afwijking.
- Bloed- en urineonderzoek, onder andere naar stofwisselingsziekten (metabole stoornissen). Er zijn al een aantal oorzaken uitgesloten als er hielprikscreening is gedaan. Bij kinderen die niet in Nederland geboren zijn, is het belangrijk dit alsnog te onderzoeken. Een afspraak bij een kinderarts gespecialiseerd in metabole ziekten, bij vermoeden van een metabole ziekte.
Soms is er ondanks uitgebreid onderzoek geen diagnose. Dan is er nog de mogelijkheid om, in overleg met de arts, onderzoeken te herhalen na een bepaalde periode. Genetische diagnostiek ontwikkelt snel waardoor er steeds meer genetische veranderingen ontdekt worden. Hierdoor kan vaker een diagnose gesteld of bevestigd worden.
Wat is DNA onderzoek?
Als de aandoening of kenmerken van je kind misschien worden veroorzaakt door een DNA-afwijking, dan wordt DNA-onderzoek ingezet om deze afwijking op te sporen.
Voor het DNA-onderzoek wordt bij je kind bloed afgenomen. Meestal is ook het bloed van de biologische ouders nodig, om zo het DNA te kunnen vergelijken tussen ouders en kind.
Hoe gaat dit in zijn werk?
- U heeft een gesprek met de arts. De arts doet lichamelijk onderzoek en maakt soms ook foto’s
- U geeft toestemming voor DNA-onderzoek
- Afname van bloed van uw kind en eventueel ook van u
- DNA-onderzoek: een paar maanden wachten
- U krijgt een uitnodiging
- Tijdens een afspraak vertelt de arts de uitslag
- Het DNA wordt bewaard
- Hoe verder? Als er geen oorzaak gevonden is, kunt u over een paar jaar weer contact opnemen met het ziekenhuis.
Bij het zoeken naar een diagnose, zijn er soms verschillende mogelijkheden voor DNA-onderzoek. Wat past beter bij jullie situatie: een genpakket of meteen het uitgebreide WES-onderzoek? Hoe sta je als ouder tegenover de kans op nevenbevindingen? De eigen situatie, wensen en gevoelens van (ouders van) patiënten zijn belangrijk. Daarom kun je deze met de klinisch geneticus bespreken.
Soorten DNA-onderzoek
Er zijn verschillende soorten DNA-onderzoek. Welk DNA-onderzoek de arts voorstelt, hangt af van de aandoening/kenmerken die je kind heeft. De mogelijkheden zijn:
- SNP array-onderzoek: onderzoek naar de hoeveelheid DNA. Er kunnen kleine stukjes DNA weg zijn of dubbel en dat kan problemen geven.
- Genpakket: onderzoek van een bepaald aantal genen waarvan bekend is dat ze de kenmerken kunnen veroorzaken die uw kind heeft.
- WES (whole exome sequencing): DNA-onderzoek waarbij nog uitgebreider naar genafwijkingen wordt gezocht. WES wordt steeds vaker gedaan tijdens de diagnostische zoektocht, zeker als kenmerken niet heel duidelijk wijzen op een bepaalde aandoening. zoeken. Soms wordt WES ook ingezet bij oudere kinderen en volwassenen bij wie eerder nog geen (uitgebreid) genetisch onderzoek werd gedaan, zoals bij mensen voor wie tijdens de diagnostische zoektocht deze onderzoeken nog niet mogelijk waren.
- WGS (whole genome sequencing): onderzoek van alle genen en het DNA dat tussen de genen zit.
Lees meer over DNA-onderzoek op de website van het Erfocentrum.
Hieronder staan de verschillende uitslagen die mogelijk zijn na een DNA-onderzoek:
Oorzaak gevonden
Er is een DNA-afwijking gevonden die (waarschijnlijk) de oorzaak is van de kenmerken van je kind. Soms kan de arts aan de hand van de oorzaak meer informatie geven over de erfelijkheid, of er een behandeling mogelijk is, en wat de vooruitzichten zijn van het kind.
Wanneer na DNA-onderzoek blijkt dat het gaat om een bekend syndroom, dan volgt meestal aanvullend onderzoek. Er wordt gezocht naar afwijkingen (zoals hart, longen, nieren) waarvan bekend is dat deze vaker voorkomen bij het betreffende syndroom.
Geen oorzaak gevonden
Er is geen DNA-afwijking gevonden kenmerken van je kind veroorzaken. Dit kan twee redenen hebben:
- Er is geen DNA-afwijking. De oorzaak van de kenmerken is niet genetisch.
- Er is wel een DNA-afwijking maar deze kan nog niet aangetoond worden met de huidige kennis en onderzoeken. De arts bespreekt de eventuele mogelijkheden voor verder onderzoek.
Onduidelijke uitslag
Er is een DNA-verandering gevonden, maar het is (nog) niet duidelijk wat dit betekent. Het kan ook niets betekenen. Soms helpt het om andere familieleden te onderzoeken. Je beslist zelf of je familieleden vraagt om hieraan mee te werken.
Toevalsbevinding
Er is een afwijking die een verhoogde kans geeft op het ontstaan van een andere aandoening. Zo’n uitslag komt vaak onverwacht en kan ook gevolgen hebben voor de rest van de familie. De kans op een toevalsbevinding is 1%.
Zie ook:
Patiënteninformatietool: www.patienteninformatietool.nl/chromosomenonderzoek
Deze folder met informatie voor ouders over chromosomenonderzoek klinische genetica UMCG.