Hoe wordt de diagnose gesteld?
De diagnose Rett syndroom staat vast door de aanwezigheid van de hoofdkenmerken en door genetisch onderzoek (DNA-onderzoek).
De kinderarts, de kinderarts die gespecialiseerd is op het gebied van erfelijke en aangeboren aandoeningen (EAA) of een Arts voor Verstandelijk Gehandicapten (AVG) kan de diagnose via de hoofdkenmerken (d.w.z. klinisch) stellen en vervolgens het laboratorium genetisch onderzoek aanvragen.
De klinische genetisch laboratorium specialist voert het DNA-onderzoek uit en stelt vast of er een afwijking in het MECP2-gen aanwezig is. Dit DNA-onderzoek kan gericht zijn op deze bepaalde mutatie of ongericht waarbij de mutatie naar voren komt indien aanwezig. Lees meer hieronder bij Genetisch onderzoek.
De klinisch geneticus (arts gespecialiseerd in erfelijke ziekten bij kinderen en volwassenen) en/of de kinderarts EAA kan voorlichting en advies geven over de uitkomsten (genetic counseling).
Om de diagnose Klassiek Rett syndroom vast te stellen moeten naast de ontwikkelingsstoornis de volgende hoofdkenmerken aanwezig zijn.
- (gedeeltelijk) verlies van aangeleerde doelmatige handbewegingen
- (gedeeltelijk) verlies van aangeleerde spraak
- loopstoornissen: verzwakt of onvermogen tot lopen (dyspraxie)
- steeds herhaalde ondoelmatige handbewegingen zoals handenwringen, wrijven en knijpen, klappen en tikken, naar de mond toebrengen
Belangrijk daarbij is dat deze kenmerken pas optreden nadat de ontwikkeling de eerste 6-18 maanden vrijwel normaal is verlopen. En ook de zwangerschap en geboorte waren normaal. Ook de groei van de schedel is eerst normaal en neemt later af. Deze “knik” in de ontwikkeling is (achteraf) opvallend.
Juist omdat de ontwikkeling eerst normaal lijkt en de symptomen subtiel kunnen beginnen, kan het stellen van de diagnose soms lang duren. Steeds meer wordt bekend dat achteraf gezien bij veel meisjes de ontwikkeling in de eerste 6-18 maanden al bijzonderheden liet zien.
De andere kenmerken zijn vaak aanwezig. Het verschilt per meisje welke problemen er wanneer optreden en hoe ernstig die zijn. Onder andere de volgende kenmerken kunnen aanwezig zijn:
- communicatie met anderen uitsluitend via oogcontact (‘eye-pointing’, ‘eye gazing’)
- groeiachterstand (kleine lengte en schedel)
- problemen met de spierspanning
- ademhalingsstoornissen
- houdingsafwijkingen (scoliose en kyfose)
- tandenknarsen (bruxisme)
- kleine koude handen en voeten
- slaapproblemen
- gedragsproblemen zoals ongepast (nachtelijk) huilen en lachen
- verminderde reactie op pijn
Lees meer in het hoofdstuk ‘Wat zijn de kenmerken?'
Onderzoek naar MECP2-gen
Hierbij wordt bloed afgenomen voor DNA-onderzoek. In het bloed wordt gezocht naar de mutatie op het MECP2- gen die het Rett syndroom veroorzaakt. Veel mensen ervaren het laten doen van genetisch onderzoek als een ingrijpende periode. Het duurt vaak weken tot maanden voordat er een uitslag is.
Als u ondersteuning nodig heeft in deze periode rondom het stellen van de diagnose, kan de behandelend (kinder)arts u verwijzen naar een maatschappelijk werker of psycholoog.
De uitkomst van gericht genetisch onderzoek geeft niet altijd zekerheid. Soms toont onderzoek de mutatie in het MECP2-gen niet aan, terwijl de kenmerken wel op Rett syndroom lijken.
Dan zit er mogelijk een verandering in de genen op een andere plek dan in het MECP2-gen. Op dit moment is zijn er ruim 69 andere genmutaties bekend die een beeld, als dat van het Rett syndroom, kunnen geven. Bijvoorbeeld: CDKL5 (cyclin-dependent kinase-like 5) en FOX-G1. Zie Varianten
WES (Whole Exome Sequencing)
Tegenwoordig is genetisch onderzoek naar meerdere genafwijkingen tegelijk mogelijk. Bijvoorbeeld naar een groep van genafwijkingen waarvan bekend is dat deze genafwijking samengaat met een verstandelijke beperking. DNA-onderzoek om nog uitgebreider naar genafwijkingen te zoeken heet Whole Exome Sequencing, afgekort WES.
WES wordt steeds vaker gedaan tijdens de diagnostische zoektocht, zeker als kenmerken niet heel duidelijk wijzen op een bepaalde aandoening. Bij een WES kan dan ook uit de uitslag blijken dat een MECP2-genmutatie de oorzaak van de ontwikkelingsstoornis is. Klassiek Rett syndroom is een van de uitingsvormen, maar ook andere ontwikkelingstoornissen die hier op lijken, kunnen het gevolg van de mutatie zijn.
Dit komt soms ook voor bij oudere kinderen en volwassenen bij wie eerder nog geen (uitgebreid) genetisch onderzoek werd gedaan, zoals bij mensen voor wie tijdens de diagnostische zoektocht deze onderzoeken nog niet mogelijk waren.
De klinisch geneticus zal (mogelijk samen met de kinderarts) de laboratoriumuitslag en de klinische kenmerken van het kind/de volwassene naast elkaar leggen om te zien of deze bij elkaar passen. Als dat zo is dan staat de diagnose vast.
Lees meer over DNA-onderzoek voor een diagnose op de website van het Erfocentrum
Lees meer over de MECP2-genmutatie in het hoofdstuk 'Hoe ontstaat het?'
Als bij onderzoek naar het Rett syndroom geen afwijking in het MECP2-gen is gevonden, dan zal vaak ook uitgebreider genetisch onderzoek naar een andere afwijkingen zoals in het CDKL5-gen en FOX-G1-gen plaatsvinden.
Kenmerkend voor afwijking in het CDKL5-gen is dat al op jonge leeftijd (jonger dan 3 maanden) epilepsie kan voorkomen.
Kenmerkend bij de FOX-G1 genafwijking is onder andere een zeer kleine schedel. Na de geboorte is de groei ernstig vertraagd. Bij dit syndroom hebben meisjes een ernstige verstandelijke beperking en komt de spraakontwikkeling niet op gang. Er bestaan bewegingsstoornissen (dyskinesieën) zoals onwillekeurige bewegingen in rust. Bij MRI-onderzoek van de hersenen is zichtbaar dat een bepaald deel van de hersenen niet goed is ontwikkeld (corpus callosum).